De een puzzelt, de ander verspeelt zijn tijd aan Candy Crush. Andrés en ik besloten iets anders met onze vrije tijd te gaan doen: het bouwen van een telescoop. Waarom? Simpel, omdat het gaaf is! Deze blog geeft een idee van hoe je zelf een telescoop bouwt.
We volgen het concept dat de Amerikaanse uitvinder John Dobson midden jaren 50 uitdacht en dat inmiddels verreweg de populairste methode is om in je garage een telescoop van formaat te bouwen.
Afgelopen winter begonnen we met informatie zoeken. We bestelden een aantal boeken over telescoopbouw en leefden ons uit op google. Opvallend was dat binnen het Nederlandse taalgebied de edele kunst van het telescoopbouwen vooral in België lijkt te worden beoefend.
Wat we toen nog niet wisten is dat we op een mooie dag in april naar het Vlaamse Gent zouden rijden. Jean Pierre Grootaerd van Kijkerbouw zou ons daar ondersteunen met het maken van het eerste en belangrijkste onderdeel van onze telescoop: de spiegel.
Hoewel de eerste telescopen lenzen hadden om het licht te concentreren is het makkelijker om een holle spiegel te gebruiken. De telescoop kan zo gemakkelijker opgeschaald worden. En hoe groter de diameter van de telescoop, hoe meer licht hij vangt en hoe gevoeliger hij wordt.
We gaan het helemaal zelf doen. We beginnen met een platte doorzichtige glasschijf die we handmatig (!) aan een kant hol gaan maken. Van te voren hebben we bij Jean Pierre aangegeven wat voor spiegel we willen. Ruwweg geldt dus, groter is beter. Maar groter is ook moeilijker. Imperfecties die tijdens het slijpen ontstaan, zijn moeilijker weg te werken. We besluiten om een middelgrote spiegel te maken met een doorsnede van 27 centimeter.
Nadat we een tour hebben gemaakt langs de uitgebreide faciliteiten van Kijkerbouw – ik zou het bijna als een soort ambachtelijke telescoopfabriek bestempelen, daarover later meer – komen we in onze werkplaats. Tussen de werkbanken, lege telescoopbuizen en glasschijven worden we aan het werk gezet.
Het doel is simpel. We nemen onze glasschijf en strooien daarop wat poeder van siliciumcarbide (dat spul is zo hard dat er kogelvrije vesten van gemaakt worden). We maken het nat met een plantenspuit beginnen met een ándere glasschijf over de bovenkant van onze spiegel in spe te wrijven. Steeds een stuk of tien, twintig keer in een richting, en dan een halve slag draaien en herhalen.
Er gebeurt iets wonderbaarlijks. De wrijving van het poeder zorgt ervoor dat de glasschijven slijten. De onderste schijf wordt daarbij altijd hol (wat we willen voor spiegel), de bovenste wordt bol. Dat heeft te maken met het feit dat een perfect bol en perfect hol voorwerp precies over elkaar heen kunnen vallen. Zitten er oneffenheden in de vorm van de schijven, dan zullen ze vanzelf in dit proces weggeslepen worden.
Het is best flink werken, die twee schijven steeds over elkaar heen wrijven. Zeker als het water steeds opdroogt en de wrijving toeneemt. Maar na vier keer pakweg een half uur te hebben gezwoegd (waarbij de spiegel om beurten boven en onder ligt) slaagt onze schijf voor de tussentoets. Met een dieptemeter kunnen we de curve precies bepalen. De meter wijst 0,91 millimeter aan. Over de hele glasschijf gerekend betekent dat het midden van de schijf pakweg 2 millimeter lager ligt dan de randen.
We komen deze dag niet verder dan twee ‘schuurpoedertjes’. De overige poedertjes – met een steeds fijnere korrel – gaan mee naar Nijmegen, samen met het olievat dat de volgende slijpsessie gaat dienen als werktafel.
Lees hier het volgende deel van mijn telescoopblog: Een trillende naald